Meer achtergrond

Wat meer achtergrondinformatie

Wat is een mandala?

Het woord mandala is Sanskriet en betekent cirkel, kring, centrum. Simpel gezegd is mandala tekenen dus tekenen in de cirkel.

Het lijkt misschien gek dat één woord tegelijkertijd cirkel én centrum betekent maar cirkel en centrum zijn altijd wezenlijk met elkaar verbonden. Het één kan niet bestaan zonder het ander. Bovendien staat de cirkel symbool voor eenheid, heelheid en tegelijkertijd voor oneindigheid.. Het centrum of het midden kun je zien als de kern of als het zaadje waarin alles in potentie al aanwezig is. Het moet alleen nog gemanifesteerd worden. Net als bij zaden in de natuur, waarbij in een klein zaadje al alle eigenschappen van een grote boom aanwezig zijn. Bij het mandala-tekenen vormt de cirkelrand de begrenzing tussen jou en de buitenwereld. Binnen die rand blijf je al tekenend of kleurend in verbinding met het centrum (jouw eigen kern). Daar ligt de grote kracht van het mandala-tekenen. Bij jezelf blijven, ontspannen, tot rust komen, je creativiteit ontdekken en zo zou ik nog veel meer op kunnen noemen.

De psycholoog Carl G. Jung heeft als eerste Europeaan de heilzame werking van de mandala onderzocht en erkend. Hij gebruikte de mandala als helend middel zowel voor zichzelf als met zijn patiënten.

Als je er eenmaal oog voor hebt kom je de mandalavorm overal tegen in de natuur, cultuur en ook in onszelf.

De grootste mandala is het heelal met al zijn planeten die ieder op hun beurt ook weer een mandala vormen. De aarde, de zon en de maan zijn voor ons de meest waarneembaren daarvan.

Wat onszelf betreft, iedere cel in ons lichaam is op zich al een mandala. In onze ogen kunnen we mandala’s zien evenals in de doorsnede van veel organen.

In de natuur zien we ze in bloemen, doorgesneden vruchten, een spinnenweb, ‘n schelp, ‘n slakkenhuis, de jaarringen van een boom.

Door mensenhanden gemaakte mandala’s zien we door de eeuwen heen bij allerlei culturen terug: rotstekeningen in Afrika, Europa en Noord-Amerika, zandmandala’s van Tibetaanse monniken, de kalenders van de Maya’s en Azteken uit Zuid-Amerika, het medicijnwiel van veel Indianenstammen.

Dichter bij huis komen we mandala’s tegen in de oude Griekse kunst, in de roosvensters en vloermozaïeken van Westerse kathedralen, in de houtsnijkunst en de Keltische kunst.

Ook in de schilderkunst vinden we de mandalavorm terug o.a. bij het werk van de christelijke heilige Hildegard von Bingen, van de mysticus Jakob Boehme, van Jeroen Bosch, Marck Chagal en de graficus Escher.

Bij het mandalatekenen zijn vele vormen mogelijk, waarvan er een groot aantal ook op deze site te zien zijn. De meest klassieke mandala is die in de vierverdeling en veelvouden daarvan. Deze vierverdeling was voor onze voorouders erg belangrijk omdat het een middel was om hun wereld te ordenen. Hier zitten ook correspondenties in met de vier windrichtingen en de vier seizoenen. Bij het duiden van tekeningen speelt de vierverdeling ook een belangrijke rol.

De meest klassieke vorm is de rozet waarbij lijnen en patronen in alle richtingen worden herhaald., al dan niet gespiegeld. In die herhaling schuilt de kracht van het rondgaan en het centrum steeds vanuit een andere hoek benaderen. Herhaling is ook sterker maken, ankeren. Alle verdelingen zijn daarbij mogelijk. Maar je kunt ook intuïtief kleuren of tekenen in de mandala en met vrije lijnen werken.

Hoe komt het dat wij ons zo tot de cirkel aangetrokken voelen?

Daarvoor moeten we terug naar ons begin en naar onze voorouders.

We zijn allemaal gegroeid uit een klein rond eitje, in een ronde baarmoeder. Bij de geboorte worden we door een rond kanaal en een ronde opening naar buiten geperst. Dan bevinden we ons op een ronde planeet die weer in een cirkelbaan om de zon beweegt. Dit ronddraaien zijn we ons niet bewust maar het ligt als het ware in ons lichaam gecodeerd. En als we naar de atomen in ons lichaam kijken komen we die rondgaande bewegingen ook weer tegen. Het rondgaan zit ons dus eigenlijk in het bloed.

Bij onze voorouders nam de cirkel nog een veel grotere plaats in. Zij leefden in het ritme van de opgaande en ondergaande zon, in het ritme van de steeds veranderende maan en in dat van de vier seizoenen. Allemaal cirkelgangen. Ze hadden een grote fascinatie voor de planeten, vooral de zon en de maan, waaromheen veel rituelen werden opgebouwd zoals bijvoorbeeld blijkt uit de vele rotstekeningen van zonnesymbolen.

Ook de aarde nam een speciale plek bij hen in: zij werd gezien als de baarmoeder waar wij en alle andere levende wezens uit voortkwamen. Het heelal op zijn beurt was weer de baarmoeder voor de aarde, de zon, de maan en de sterren.

Ze bouwden hun dorpen in een cirkel en zaten als het donker werd in een kring om het vuur, hun aandacht naar het centrum gericht. Ze dansten in een kring en voerden rituelen uit in een kring.

Als we dit alles bij elkaar optellen zien we dus dat het in zijn geheel niet gek is dat we ons tot de cirkel aangetrokken voelen en dat mandala tekenen zo’n weldadig effect op ons heeft.

Zwarte Eland, oudste bij de Dakota-indianen bracht het belang van de cirkel als volgt onder woorden:

“Alles wat de Wereldkracht doet, wordt in een cirkel gedaan. De hemel is rond, en ik heb gehoord dat de aarde zo rond is als een bal, en ook de sterren zijn rond. Wanneer de wind het krachtigst is, wervelt hij. Vogels maken hun nesten in cirkels, want ze hebben dezelfde religie als wij. De zon gaat op en weer onder in een cirkel. De maan doet hetzelfde en beiden zijn rond. Zelfs de seizoenen vormen in hun veranderen een grote cirkel, en keren altijd weer terug naar waar ze waren. Het leven van een mens is een cirkel van kindsheid tot kindsheid en zo gaat het overal waar kracht in beweging is”.